In: Van veraf naar hier - Simon Buschman (tanbun, renga, haibun) (2020)
langs een bosven
verstrooiden we om beurten
wat as — alleen wij
weten waar hij nu nog
te ontmoeten is
***
We fietsen in het bos bij Herperduin, zoals wel vaker, mijn vader en ik. Over de zandpaden, tussen dennenbomen, eiken en berken, langs het Ganzenven, het Klompven. Met mijn moeder hebben we afgesproken dat we dit keer wél op tijd zijn voor het eten. We rijden niet wéér door naar de Duitse grens. Dat was éénmalig, om het idee. De laatste kilometers van de terugweg waren een ware kwelling geweest, vooral voor hem. Het was toch verder dan gedacht. Maar we hadden ook genoten. Op onze manier: zonder veel te praten.
***
Sinterklaasavond bij opa en oma. Iedereen is er: mijn zussen met hun partners en hun kinderen, wij met onze kinderen. Als mijn vader — opa — na de toiletgang quasi-verbaasd binnenkomt met de mededeling dat er manden met cadeautjes in de gang staan, breekt het kindergeweld los. Steeds roepen de kinderen om het hardst voor wie het volgende cadeautje is. Mijn vader heeft zich op dat moment al teruggetrokken in zijn stoel. Hij heeft zijn gehoorapparaatje uitgezet zodat hij nu ook met zijn nog enigszins werkende oor niets meer hoort. Stil en met een glimlach volgt hij vanuit zijn opa-stoel het gekrioel van de kinderen; het plezier dat ze hebben bij het lezen van de gedichtjes; de stiekeme knipoogjes van de ouders. Totdat de kleinste roept: “Opa! Opa! Deze is voor jou!”. “Hè, wat? Echt waar?”. Onopvallend draait hij aan het knopje van zijn gehoorapparaat. Hij doet het spotje boven zijn stoel aan, leest zijn gedichtje, pakt zijn cadeautje uit en speelt ‘blij’. Dan trekt hij zich — met een glimlach — weer terug in zijn stoel. Gehoorapparaatje uit.
***
Mijn vader is zojuist thuisgebracht door een onbekende vrouw. Hij wandelde bij de serviceflat, een kilometer van huis, maar wist niet meer hoe hij thuis moest komen. Hij vindt dat logisch want hij komt daar nooit, maar realiseert zich niet dat het feit dat hij daar nú wel liep, deel is van het probleem. Steeds vaker verdwaalt hij nu ook in huis, en in zijn dagelijkse activiteiten. Messen en vorken worden op onverwachte plekken in huis teruggevonden. Als hij boven is, is hij vergeten waar hij is; en waarom.
***
We parkeren bij het bosbad en wachten tot we er allemaal zijn. Gezamenlijk steken we de weg over om na de slagboom over het zandpad het bos in te lopen. Mijn moeder, wij — de kinderen — en de kleinkinderen. Nog één keer is ook mijn vader erbij. We volgen het pad naar het Klompven. Op het strand zijn de resten nog zichtbaar van de scoutingplek waar hij ooit zoveel tijd doorbracht. Op een soort schiereilandje met uitzicht op de scoutingplek houden we halt. We draaien het deksel los en laten de koker van hand tot hand gaan. Om beurten strooien we wat as.
***
half dromend hoor ik
mijn overleden vader
praten aan mijn bed:
het kan niet, weet hij, maar hij
wil toch nog één keer hier zijn
In: Gegeven de tijd, Simon Buschman, 2011
de dag dat zij vroeghoe het nu verder moest —
een dichtgevroren raam
Vaak gebeurt het onverwachts: jouw pad kruist dat van een ander waarmee je iets gemeen hebt. Soms wijken paden daarna uiteen, om elkaar nooit meer of pas veel later weer te kruisen. Maar ook gebeurt het dat paden elkaar vaker gaan kruisen – elkaar lijken te volgen.
Zijn pad kruiste het mijne een jaar of tien geleden. We deelden een passie. We discussieerden via essays in een tijdschrift. Over haiku. Dat stopte toen de redactie het welletjes vond. We gingen toen weer ieder ons weegs: onze paden weken uiteen.
Haar pad kruiste het mijne rond dezelfde tijd. Ook wij deelden een passie. We deden beiden – ook samen – aan taichi. Vaak begonnen we met praten over koetjes en kalfjes, totdat één van ons besloot dat we dáárvoor niet gekomen waren. Dan gingen we taichi doen. En dat doen we nog wekelijks. Onze paden bleven elkaar volgen.
Kort geleden bleek – zoals zo vaak – dat een leven dat probleemloos lijkt, dat in werkelijkheid niet is. Zij vertelde me over ‘grote problemen’, iets met haar man – zij hield het niet meer vol. Wat moest ze doen? Aan taichi zijn we niet toegekomen, we hebben uren gepraat.
Op weg naar huis liet haar verhaal me niet los. Lopend over het pad langs de Vliet bleef ik in gedachten verzonken. Soms keek ik even op. Bij één van de huizen langs het pad viel mijn oog op een dichtgevroren raam. Thuisgekomen, schreef ik bovenstaande haiku.
Nu – onverwachts – kruist na tien jaar zijn pad weer het mijne. Mijn haiku riep bij hem herinneringen op. Aan wat een vrouw hem ooit vertelde. Over haar man, over ‘grote problemen’. Toen ze niet wist hoe het verder moest, was gaan wandelen; en zag, bijna weer thuis, het bevroren bovenraam van haar slaapkamer.
Mijn haiku en zijn herinnering versmolten in de tanka die Simon Buschman schreef: Na de wandeling/ (voortdurend die ene vraag:/ hoe moet het verder?) / dringt het pas goed tot haar door: /dat bevroren bovenraam.
Er is iets met wijkende paden. Misschien - waarschijnlijk zelfs - zijn ze meer vervlochten dan het lijkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten