Haiku, tanka en haibun gepubliceerd in Vuursteen

NAJAAR 2023

de straatkrantverkoper
met een dekentje bedekt hij
zijn hondjes

VOORJAAR 2023

woeste winterwind
de ligusterhaag
vangt mussen op

daar, in die knotwilg
uitgehold door weer en wind
bloeit fluitenkruid
onzichtbaar voor een ander
groeit ook in jou nieuw leven
 
dat telefoontje
gewoon om te vragen
hoe het er mee is —
door een gat in de wolken
verschijnt een jakobsladder

VOORJAAR 2022

ze vertrouwt me toe
haar moed wat te verliezen
niets beters wetend
wijs ik haar op het beetje
roze in de sierkers

daar, in die knotwilg
uitgehold door weer en wind
bloeit fluitenkruid
onzichtbaar voor een ander
groeit ook in jou nieuw leven
 
dat telefoontje
gewoon om te vragen
hoe het er mee is —
door een gat in de wolken
verschijnt een jakobsladder

HERFST 2021

dat telefoontje:
haar eens zo vrolijke stem
vlak als een robot —
vanuit de donkere sloot
komen luchtbellen omhoog

ZOMER 2020 

het klapraam op een kier
een bloesemblaadje valt
in quarantaine

coronawandeling
ook mijn tegenligger
wijkt uit naar links

LENTE 2011

Een haiku en een tanka

Het is gebruikelijk dat een nieuwe redacteur van Vuursteen zich introduceert door kort iets over zichzelf te schrijven in relatie tot haiku en tanka, of door een bladzijde te vullen met haiku of tanka. Onderstaand stuk is bedoeld als zo´n introductie - of liever: herintroductie, want eerder was ik ook al eens Vuursteenredacteur. Een aantal lezers zal mij wellicht nog kennen van toen; ik introduceerde destijds de kukai-rubriek die na mijn vertrek op een uitstekende manier werd overgenomen door Ludo Haesaerts.

Graag wil ik mijzelf (her)introduceren door een haiku en een tanka van eigen hand te analyseren vanuit het perspectief van een lezer. Een wat merkwaardige exercitie misschien, maar ik waag het erop. Ik doe dat om te illustreren hoe ik graag naar haiku en tanka kijk. Haiku en tanka komen in dit geval voort uit eenzelfde ervaring. Dat geeft me de mogelijkheid – ook voor mezelf – eens na te gaan waarin haiku en tanka met elkaar kunnen overeenkomen en verschillen.

ochtendzon -
het mistveld van gisteren
vervliegt

De haiku beschrijft een natuurlijk tafereel: een ochtendzon waarvan (door de techniek van nevenschikking) wordt gesuggereerd dat die het aanwezige mistveld doet vervliegen. Het expliciete toevoegen van de woorden ‘van gisteren’ kan de lezer op het spoor zetten dat het in de haiku om meer gaat dan alleen de weergave van dit tafereel, dat het iets van doen heeft met menselijke gebeurtenissen. Het is aan de lezer om in te vullen wat dat is of zich in te leven in de situatie.

Een voor de hand liggende invulling is dat er eerder (‘gisteren’) iets emotioneel belangwekkends plaatsvond en dat in de periode die nu begint (‘ochtendzon’) de emotionele lading daarvan langzaam zal vervliegen. Het zal deels van de lezer afhangen of dat vervliegen gezien wordt als iets wat betreurd wordt, of juist niet.

Anders gezegd: is het mistveld een subtiele metafoor voor een dramatische gebeurtenis die de gebruikelijke kijk op de dingen drastisch verstoort, of juist voor de doezelige, voldane gemoedstoestand na een groots en uitbundig festijn? De haiku suggereert emotionele lading, maar spreekt zich niet uit over die lading.

in de boomkruinen
het eerste licht van de zon;
maar hier, om me heen,
het mistveld van gisteren —
hoe lang nog voor het vervliegt?

Net als de haiku suggereert de tanka dat daarin meer betekenis te vinden is dan het pure weergeven van een tafereel in de natuur; en ook de tanka laat in het midden wat dat ‘meer’ is. Maar in tegenstelling tot de haiku suggereert de tanka (vooral in ‘hoe lang nog’ in de laatste regel) wél een specifieke emotionele lading: een verlangen naar het vervliegen van de impact van wat ‘gisteren’ was.

Het taalgebruik in een tanka is lyrischer dan in een haiku. Lyriek leent zich voor het voelbaar maken van een gesuggereerde emotie. Het meer objectieve taalgebruik van de haiku sluit aan bij het geven van ruimte, ook emotionele, aan de lezer.

HERFST 2009 (eigen pagina)

waar hééft hij het over
die spreeuw naast mij
op het perron?

het langssnellen
van wolken
op een witte muur

suf van het denken –
van een eend alleen de kont
boven water

als ik tot rust kom
dringt het tot me door:
dit bankje is nat!

het sneeuwt –
de scherpe kantjes
gaan er nu vanaf

ZOMER 2009

drijvend appeltje
als een meerkoet erin pikt
duikt het even onder

blijf proberen, koet!
dan krijg je je eitje wel
terug in het nest

WINTER 2008

de mannetjesmus
vlucht weg voor twee vrouwtjes
met mijn broodkruimel

najaarsmist
de vrouw in de rolstoel
voert nu kraaien

ZOMER 2008

Dostojevski
Station Delft, donderdag 6 december, tien over vijf ’s middags. Met nog twee reizigers zit ik op een bankje te wachten op de trein van kwart over vijf. Via de oordopjes van mijn MP3-speler hoor ik een zentoespraak, een teisho, van Ton Lathouwers: ‘Gebed van alle noden – geven’:

…hoe kan ik een ander in nood wezenlijk helpen als ik onmachtig ben, als ik weet dat het een druppel op een gloeiende plaat is, als ik weet dat het ontoereikend is …

Een vrouw met een donker, doorleefd gezicht, een capuchon op en een paar geelbruine tanden komt zacht jammerend op ons toegelopen. Nauwelijks verstaanbaar vraagt ze aan de reizigers naast me of zij op het bankje mag zitten. Zonder op een antwoord te wachten perst ze zich tussen hen in, maar de twee laten dat niet toe: ‘Nee, wij zitten hier al’.
Met jammerende stem komt de vrouw op mij toegelopen en vraagt of ik haar kan helpen. Ik voel me ongemakkelijk, maar wil haar als ieder ander te woord staan. Ik kijk haar aan en vraag hoe ik haar zou kunnen helpen. ‘Met veertig cent’.

de zwerfster
krijgt van mij geen cent – ikzelf
krijg wroeging

Mijn gevoel, of is het mijn irritatie, zegt me dat dit goed is: geld geven heeft geen zin. Een ander gevoel zegt me dat niets doen ook geen optie is, dat ik er zo gemakkelijk niet mee weg kom.

Via mijn oordopjes gaat de teisho verder:

… bij Dostojevski was de ommekeer dat hoewel hij uiteindelijk machteloos was, hij zoals dat in de hartsutra staat, tegen alle muren en grenzen in dat diepe, menselijkerwijs onmogelijke vertrouwen had om toch een stap te zetten, toch te handelen. En voor hem was dat schrijven, getuigenis afleggen … ook dat is handelen…

LENTE 2008

dat vliegje
toen ik het wegblies
besloeg mijn bril

die middelhoge berg
als een hond blaft
blaft hij terug

nu ik weer thuis ben
is dat motje in mijn koffer
in het buitenland

ZOMER 1998

nieuwjaarsdag —
zacht glinsteren de ijsbloemen
in de ochtendzon

decemberkerkhof –
de kale heesters
vol witte bessen

LENTE 1997

eerste sneeuw…
een gekooide witte pauw
pronkt met zijn staart

koude oostenwind –
een blikken stem roept om
dat mijn trein niet komt

drijfhout…
een havenarbeider
krijgt zijn ontslag

Geen opmerkingen:

Een reactie posten